Half maart begin ik aan mijn eerste ‘beeldbellen-met-cliënten’ dag. De eerste betreft een jongeman met depressieve klachten. De voorgaande sessie hadden we tevreden afgesloten met het plan dat hij weer twee keer per week naar de sportschool zou gaan; dat had hem eerder ook geholpen uit het diepste dal te komen. Normaal start ik met de vraag wat er al weer beter gaat sinds de vorige keer. Die vraag komt niet in mij op dit keer. Misschien ook omdat de vraag van één van de kinderen, die plots thuis onderwijs volgen, nog door mijn hoofd spookt; ‘Wat is het stamwoord van lijden?’. Ik ben kortom nog aan het omschakelen naar wat later mijn ‘nieuwe normaal’ van de komende weken zal blijken. De jongeman voor mij op het scherm zit er verrassend genoeg vrij opgewekt en energiek bij. Ondanks het uitblijven van mijn vraag, vertelt hij uit zichzelf wat er beter gaat; hij kijkt ernaar uit de komende tijd thuis te werken, hij heeft het plan om een paar keer per week te gaan mountainbiken nu de sportscholen dicht zijn en hij wil wat gaan klussen in huis. Een volgende cliënt betreft een moeder van drie kinderen met burn-out gerelateerde klachten. Mijn voornemen onbevooroordeeld gesprekken in te gaan ten spijt, betrap ik mezelf op de gedachte dat zij het toch wel echt zwaar zal hebben. Het tegendeel blijkt waar. Ook zij ziet de komende periode met vertrouwen tegemoet. Haar agenda is leeg, zonder dat ze daar zelf allerlei ingewikkelde beslissingen over heeft hoeven nemen. “Ik vind het heerlijk zo’n crisis”, zal zij zelfs een aantal weken later zeggen. Enigszins beschaamd voegt zij er snel aan toe dat zij uiteraard beseft dat veel mensen wél onder de crisis lijden. Waarbij ik door deze bijzondere periode niet alleen weet dat het stamwoord daarvan ‘lijd’ is, maar ook dat het effect van een crisis op de gemoedstoestand heel persoonlijk is.